Sytze de Vries - Juni 2023
De wortels van de poëto-theologie
Er klinkt niet zelden enig cynisme in mijn woorden door, wanneer ik weer eens moet uitleggen, dat ik ooit aan de theologische faculteit van Groningen heb leren bronnen splitsen, maar me daardoor niet direct geroepen voelde om ook de pastorie in te gaan. Dat kwam pas, toen de bekende boekjes van Nico Bouhuys en Karel Deurloo verschenen, Taalwegen en dwaalwegen en de Dichter bij deeltjes. Er opende zich een ongekende horizon, de Schrift ging in meerdere betekenissen open. Achteraf kon ik dit ‘Saulsmoment’ helderder duiden: mijn taalgevoelige en literaire genen werden gewekt! Dat ontsloot de weg naar de pastorie en in mij ook de dichter en de liturg.
Jaren later heb ik in mijn Amsterdamse jaren decennia lang aan tafel met, en ook aan de voeten van Karel Deurloo mogen zitten. Wekelijks in de diverse preekteams, samenscholend rond de teksten, altijd in lectio continua, om te leren de Schrift het zelf te laten zeggen, woord voor woord aan het woord te laten. En jaren lang zette deze education permanente zich door in de werkgroep Voor de Kinderen van Korach, waar we zochten naar de inwendige structuren van de Psalmen, om die vervolgens zingbaar te maken. Het huidige Liedboek 2013 bevat een aantal van de resultaten. Karel als onvermoeibare docent en onderwijzer.
Het was juist deze ‘Amsterdamse’ insteek die ook mijn eigen liturgische, hymnische en poëtische kwaliteit wakker maakte. Ik heb mij er altijd over verbaasd, dat de literaire invalshoek van de Amsterdamse School zo weinig liturgische en poëto-theologische creativiteit losmaakte. Veel verder dan de bekende namen van Joop Boendermaker, de betreurde Dirk Monshouwer en uiteraard ook Willem Barnard kom ik niet. En ik reken mezelf dan ook maar als een loot aan juist die dunne stam.
Het was vooral in de liturgisch-kerkmuzikale gelederen van Duitsland, waar het historisch bijbelonderzoek is uitgevonden, dat er belangstelling ontstond voor ‘onze’ manier van Bijbellezen. Men proefde in de nieuwere liederen die wij met regelmaat uit Nederland meebrachten een totaal nieuwe manier om de Bijbel zelf te laten zingen, in plaats van de klassieke berijmde dogmatiek of de moralistische dan wel activistische nieuwe ‘liedjes’. Speciale conferenties werden georganiseerd over de principes van literair en concordant lezen, en wij werden ook uitgenodigd om ruimschoots ‘Amsterdamer Bacillen zu streuen’.
Een enkele keer is Karel Deurloo zelf mee geweest. En ook daar ging hij met groot enthousiasme de aanwezigen voor in die bijzondere mengeling van begenadigd catechiseermeester en dominee die hij altijd is gebleven.
Een tekenende anekdote over hem, die ik graag en bij herhaling vertel: aan het slot van zo’n driedaagse met Duitse Lutherse theologen en predikanten, tijdens de gebruikelijk evaluatie, zei een deelnemer: ‘Es was wunderschön, Herr Professor, aber ich muss sagen, ich liebe meinen Herrn Jesum doch immer am meisten…’ Waarop Karel reageerde: ‘Aber ich liebe ihn auch sehr! Gerade darum habe ich seine Muttersprache gelernt…’
Zijn gedachtenis is nog altijd tot zegen.